“Ik heb me altijd sociaal ongemakkelijk gevoel. En ik voelde me onbeholpen en onhandig met mijn geslachtsdeel”

Toen ik 9 jaar oud was, zag ik op TV een film die veel indruk op me maakte. Het was eigenlijk gewoon een slechte actiefilm, maar de hoofdpersonen waren een man en een vrouw die een speciale mentale band hadden waardoor de ziel van die vrouw zich naar het lichaam van die man toe kon verplaatsen. Dat maakte me ergens van bewust. Het zou nog een aantal jaren duren voordat ik dat gevoel van herkenning in verband bracht met transgender gevoelens.

In mijn jeugd heb ik me altijd sociaal ongemakkelijk gevoeld, en voelde ik me onbeholpen en onhandig met mijn geslachtsdeel. Ik had het gevoel dat ik niet mezelf kon zijn en daardoor was ik kwetsbaar. Ik werd ook veel gepest. Ik weet nog dat ik graag jurkjes droeg bij het verkleden. Maar of ik nou echt bewust een meisje wilde zijn, dat herinner ik me niet meer. Ik speelde zowel met autootjes als met Playmobil en zowel met He-man als met Barbie.

Vooral in mijn tienerjaren voelde ik me erg klem zitten. Ik verborg mijn gevoelens voor de mensen om me heen, want dat was veilig. Ik was vaak verdrietig en had soms het gevoel dat ik wel het raam uit zou willen springen. Niet dat ik dat echt wilde, maar het vloog me soms allemaal aan. Ik schoof het voor me uit om er iets mee te doen en dacht dat alles later goed zou komen. Wel ging ik op een gegeven moment stiekem vrouwenkleren dragen als ik alleen op mijn kamer was. Dat voelde fijn, maar het maakte me ook erg bang omdat ik betrapt kon worden. Uiteindelijk was het ook niet wat ik wilde. Ik wilde gewoon mezelf, en dus vrouw zijn, niet stiekem doen alsof.
Op school was ik een eenling. Door alternatieve kleren te dragen liet ik zien dat ik anders was. Buiten school had ik wel een hechte vriendengroep. Vanaf mijn 15e ging ik elke week met mijn vrienden naar een alternatieve kroeg, waar ik los ging op Korn, Deftones en Muse. Muziek was een uitlaatklep voor frustraties. Ik schreef voor mezelf ook songteksten waarin ik kon uiten hoe ik me voelde.

Voordat ik ervoor uitkwam heb ik wel zo’n vijf jaar erover nagedacht. Misschien was het beter geweest als ik de knoop eerder had doorgehakt. Maar het gaf me ook de ruimte om na te denken over wie ik eigenlijk was en hoe ik daar uiting aan wilde geven, of ik iets met mijn lijf wilde, en wat dan. Ik heb mezelf nooit echt geïdentificeerd met labels als transseksueel of genderdysfoor. Dat associeerde ik met 40-jarige transvrouwen met wie ik niet veel gemeen had. Wel wist ik dat ik die diagnose nodig zou hebben om te krijgen wat ik wilde.
De eerste keer bij de VU was ik erg gespannen. Later werd dat minder, en ik vond het fijn een plek te hebben waar ik over mijn gevoelens kon praten. Ik zag aanvankelijk op tegen de real-life-fase. Je moest dan zoveel aan de buitenkant doen dat het voor mijn gevoel nep was. Toen ik toch de stap zette en bijvoorbeeld “kipfiletjes” ging dragen in mijn beha en make-up om mijn “baardschaduw” (de stoppels) te verbergen, merkte ik dat dat onechte gevoel op een gegeven moment wel verdween en het meer vanzelfsprekend ging voelen. Wel was ik erg blij toen ik een jaar na het begin van de real life fase geen dikke laag make-up meer hoefde te dragen omdat de laserontharing toen genoeg was aangeslagen.

Ik was erg bang voor de reacties van anderen. Ik vond het zelf al zo raar, dus wat zouden anderen er wel niet van vinden? Toen ik er uiteindelijk voor uitkwam viel het mee. In mijn vriendengroep werd er goed mee omgegaan. Met één jongen heb ik het contact verloren, hij reageerde niet meer op mijn smsjes kort nadat ik het hem had verteld. Met anderen werd het contact juist sterker, een vriendin nam me bijvoorbeeld mee shoppen en met haar kon ik overal over praten. Nog steeds heb ik contact met die jeugdvrienden.

Ik kan nu al jarenlang mezelf zijn, en dat is fijn. Mijn spiegelbeeld ging steeds meer kloppen en mensen spraken me aan op een manier die bij me paste. Vooral na mijn geslachtsoperatie wist ik achteraf bijna niet meer hoe het vroeger had gevoeld, omdat ik me veel vanzelfsprekender goed voelde met mijn lijf dan ooit ervoor. Onzeker over mijn lichaam ben ik nog steeds wel eens, maar dat belemmert mij niet om een fijne relatie te hebben en een inspirerende baan.

Achteraf heb ik misschien té goed geleerd om mijn gevoelens voor mezelf te houden en ze niet met anderen te delen. Het kan goed voor je zijn, ook als je nog jong bent, om anderen te zoeken die jouw ervaring delen en erover te praten. Ook is het belangrijk te weten wat jouw gevoel precies is en hoe jij er uiting aan wil geven. Het kan lastig zijn om daarachter te komen, maar het is zeker de moeite waard.

Laat een reactie achter